Andalusië wordt ten noorden van de lijn Huelva - Sevilla - Córdoba begrensd door de Sierra Morena. Van deze keten werden de gesteenten reeds 500 tot 420 miljoen jaar geleden afgezet (in het Cambrium). Tijdens de Hercynische plooiing (aan het einde van het Carboon, 250 tot 230 miljoen jaar geleden) ontstond hier een hooggebergte, dat door erosie teruggebracht is tot het huidige heuvelland met logge, afgeronde vormen. Ten zuiden van de Sierra Morena ligt het brede dal van de Guadalquivir in een tectonische laagte (slenk, begrensd door breuklijnen). In het westen eindigt het dal in uitgestrekte moerassen, de "marismas". Het zuidelijke gedeelte van Andalusië wordt ingenomen door een gebergte, de Cordillera Bética, waarvan de gesteenten stammen uit het Trias (160 tot 200 miljoen jaar oud). De verschillende ketens vormden zich 25 tot 10 miljoen jaar geleden tijdens de Alpiene plooiing. Het gebergte vertoont een grote verscheidenheid van vormen. Er zijn twee min of meer parallel lopende hoofdketens. De Cordillera Subética ligt onmiddellijk ten zuiden van de slenk; de Cordillera Penibética langs de kust. Daartussen strekt zich de Depressión Penibética uit, een laagte waarin o.a. Granada ligt. De tamelijk recente afzettingen hier zijn veelal door bodemerosie aangetast, wat aanleiding geeft tot zeer grillige landschapsvormen. Van Jaén westwaarts tenslotte liggen de Unidades Prebéticas met een Jura-achtig landschap waarin karstverschijnselen voorkomen.
Andalusië wordt meestal vereenzelvigd met de "Moorse periode". In tweeërlei opzicht is daarop iets aan te merken. Aan te merken. In de eerste plaats is er niet één Moorse periode, maar hebben de Mohammedanen meerdere rijken gehad. Voorts zijn er vele Toch zijn er veel nu nog zichtbare kenmerken van het gebied die stammen uit eerdere en latere eeuwen. Wel is het zo, dat voor het toerisme de meest relevante objecten door de Islamitische cultuur geleverd zijn. Ook in deze pagina zal daaraan de meeste aandacht geschonken worden. Vanaf de tiende eeuw voor Chr. waren de Feniciërs in het gebied actief. Ze hadden er factorijen en kolonies. Gadira (Cadiz) was de voornaamste nederzetting. Córdoba zou afgeleid zijn van het Fenicisch woord "corteb" = olijfmolen. Feniciërs zouden de olijf in Spanje hebben ingevoerd. Van de zesde tot de tweede eeuw voor Chr. hadden de Carthagers delen van Spanje in hun bezit. Ze bedreven de mijnbouw o.a. in de Sierra Morena. In 209 voor Chr. verslaan de Romeinen de Carthagers definitief en begint een grootscheepse kolonisatie, juist in Andalusië. De taal van de Romeinse elite ontwikkelt zich later tot het Hoog-Spaans (die van de aan- en afvoertroepen, gelegerd in Noord-Spanje, tot het Catalaans). Vele bouwwerken getuigen van de Romeinse activiteit, al was het maar dat de ashlars, de grote gehouwen bouwblokken, in latere bouwwerken zijn gebruikt. In het begin van de vijfde eeuw trekken de Vandalen en kort na hen de Westgoten (ook Wisigoten genoemd) het gebied binnen. De Wisigoten vestigden zich er permanent, vormden een machtig koninkrijk en bekeerden zich later tot het Christendom. Het eerste Germaanse wetboek (in het Latijn) is van hen. In 711 gaat het verzwakte Wisigotische koninkrijk ten onder door de inval van Berbers uit Afrika. Andalusië wordt dan tot 756 door Arabische gouverneurs bestuurd. Dan verschijnt de eerste "Moorse" heerser op het toneel; het is Abd Ar-Rahman, die als enige van de familie der Omaijaden ontsnapt aan een bloedige revolutie in Bagdad. Hij sticht het Emiraat van Córdoba, zijn dynastie zal tot 1031 regeren. In 929 is zij nakomeling Abd Ar-Rahman III zo machtig dat hij het Kalifaat opeist. Het Emiraat is voortaan een Kalifaat. Het is een bloeitijd voor wetenschap, cultuur en wetenschapsverbreiding; Córdoba is intellectueel centrum van de toenmalige wereld. Door weelde en interne strijd tussen de leidende kringen verzwakt ook dit rijk. In 1031 breekt periode van de Reyes de Teijas (of Taifas-koningen) aan die over kleine deelrijkjes heersen. Als de druk van de katholieke vorsten uit Noord-Spanje te groot wordt roepen een aantal van deze vorsten de hulp in van De Berberse broeders in Noord-Afrika. Van 1086 tot 1147 zijn de Almoráviden heer en meester, maar als ruitervolk slagen ze er niet in een ordelijke staat te scheppen. De Almohaden, ook uit Noord-Afrika, slagen daar beter in. Ze doen veel voor de verdediging van het land en verrijken Sevilla met de Giralda en de Torre de Oro. De overwinning van Castiliaanse vorst Alfons VIII, de Edele, in 1212 bij Navas der Tolosa, luidt het einde van het rijk van de Almohaden in. Sevilla valt in 1248, in 1250 valt het doek ook voor e Almohaden. De Reconquista (Herovering) van het Islamitische gebied door de vorsten van Leon, Aragon, Navarra en Castilië geschiedt in fasen. Er zijn vier langere perioden dat het front stil ligt; de vele plaatsnamen met de toevoeging "de la Frontera" (aan de grens) laten dat zien. Op 2 januari 1492 valt tenslotte het laatste Moorse rijk, dat van de Nazriden in Granada in handen van de Reyes Catolicos Ferdinand en Isabella. De wijze waarop Andalusië daarna bestuurd werd is van grote invloed geweest op de economische en sociale toestand. Veel land werd verdeeld onder de kerk en de adellijke legeraanvoerders. De vele kloosters en kathedralen werden gebouwd; ze kunnen veelal nog bezocht worden. De gevolgen van het ontstane grootgrondbezit met de begeleidende verschijnselen zoals het agrarisch proletariaat en het cliëntèlesysteem waren en zijn minder zichtbaar. Men moet daarvoor de romans uit de negentiende en twintigste eeuw lezen of de films zien die erover handelen.
(eventueel in twee dagen te doen)
Bij een ochtendvlucht vanaf Amsterdam kan gemakkelijk dezelfde dag nog doorgereisd worden naar Ronda. Na een middagvlucht is een overnachting in Málaga, Torremolinos, Fuengirola of Marbella aan te raden, Eventueel kan overnacht worden in één van de bekende "witte dorpen", Grazalema, waar een groot staatshotel is gevestigd (niet een Parador maar een Villa Túristica). De mooie en landschappelijk interessante reis van ruim 140 km voert eerst langs de Costa del Sol, via Torremolinos, Fuengirola en Marbella. Bij San Pedro de Alcantara gaat het noordwaarts door het ruige kustgebergte, de Cordillera Penibética. Deze weg leidt door het nationale park Coto de la Serrania de Ronda De hele tocht voert door twee landschappen van de provincie Andalusië: de kleine kustvlaktes bij de uitmondingen van de rivieren enerzijds en het kustgebergte (van alpiene oorsprong!) anderzijds. Grazalema wordt vaak het meest representatieve witte dorp van Andalusië genoemd. Het is door de gebruikte bouwstijl en bouwmaterialen, in harmonie met de omringende natuur, een aantrekkelijk dorp. Bekend zijn de bruin-wit geruite dekens die vervaardigd worden door de plaatselijke weverijen. Een geoefend oog bespeurt hier en daar nog Moorse invloed, voornamelijk in de bakkerijen waar lekkernijen als de amarguillos en cubiletes verkocht worden.
Ronda (36.000 inw.) bestaat uit een oude en een nieuwe stadswijk (resp. La Ciudad en El Mercadillo geheten), die ter weerszijde van de Tajo, een diepe kloof van de Río Guadalevín, liggen. De beide stadsdelen zijn verbonden door een oude brug. In de ommuurde oude stad, die reeds uit de Fenicische tijd stamt, zijn vele Arabische resten zichtbaar, zoals de Arabische baden. Dit is niet verwonderlijk, want Ronda kwam al vroeg in de 8ste eeuw onder Moors bewind en werd pas in 1485 door de Spanjaarden veroverd. Het Alcazaba is echter door de Napoleontische troepen in 1808 verwoest. De Gotiek en de Renaissance zijn hier ook vertegenwoordigd in de vorm van de laat-middeleeuwse kerk, Collegiale, en het paleis Mandragón dat de katholieke koningen tot hun residentie lieten verbouwen. In de nieuwe stad bouwde men in 1785 de Arena met zijn eenvoudige doch mooie arcaden; Ronda is de bakermat van het stierengevecht, een feit waarvan een uitgebreide museum getuigt. De stad heeft door een intensieve restauratie gedurende de laatste 15 jaar veel aan schoonheid gewonnen.
De tocht leidt eerst door de bergen met hun secano, één van de meest typische Spaanse bestaanswijzen, de droge - d.w.z. niet geïrrigeerde - landbouw. Later gaat het door de laagte van de Rio Guadalquivir, met akkerland, schapenteelt en olijfgaarden, zoutpannen en rijstvelden. Een fraaie plaats voor een pauze is Arcos de la Frontera, zo geheten omdat het lange tijd een vesting was op de grens tussen Mohammedaans en heroverd katholiek gebied. Vanaf het plein voor de voornaamste kerk of de Parador kan men genieten van een mooi uitzicht over het laag gelegen omringende land.
Sevilla (670.000 inw.), hoofdstad van Andalucía, stad met een groots verleden vanuit de Oudheid (Romeinen), Middeleeuwen (Visigoten en Almohaden), de Renaissance (tijd van de grote ontdekkingsreizen), en nu belangrijk als moderne hoofdstad van de provincie en de autonome regio en industriestad.
Het bezoeken waard zijn de Giralda, de laat-12de -eeuwse minaret met zijn 16de -eeuwse renaissance opbouw, en de kathedraal (15de eeuw), waarin zich het graf van Columbus bevindt. Voorts het deels Moorse, deels laatmiddeleeuwse Alcázar; het zeer Moorse paleis werd echter door de katholieke koning Peter de Wrede neergezet. De oude Joodse wijk Santa Cruz met de aangrenzende Jardines de Murillo leent zich goed voor wandelingen. Van de vele monumentale gebouwen dienen het Huis van Pilatus (15de eeuw) en het 17de-eeuwse Hospital de la Caritad, met schilderingen van Murillo, bezocht te worden. Het Museum voor Schone Kunsten, met een uitgelezen collectie Spaanse kunst in een schitterende ambiance, mag door geen kunstkenner gemist worden. Het mooie park Maria Louisa met de Plaza España (gebouwd voor de Exposición Iberoamericana in 1929), langs de oevers van de Guadalquivir, is wat verwaarloosd maar heeft sfeer. Er staan een paar interessante gebouwen in mudéjarstijl (Moors van vorm maar na de Reconquista gebouwd). Het winkelcentrum, met de bekende winkelstraat Calle de las Sierpes, is goed voor een bezoek gedurende een heel dagdeel.
Het vier kilometer buiten de stad in de heuvels gelegen Romeinse Italica, geboorteplaats van de keizers Trajanus, Hadrianus en Theodisius en van de dichter Silius Italicus, is interessant door het dambordpatroon van de straten, de mozaïeken en het amfitheater, maar elders in het oude Romeinse rijk zijn er mooiere opgravingen.
Vooral op de dagen voor Pinksteren, maar ook op andere kerkelijke feestdagen en zondagen is vanuit Sevilla een zeer lonende excursie te maken naar de bedevaartplaats El Rocío. Het dorpje oogt alsof het voor een cowboyfilm gebouwd is; de massa´s bedevaartgangers zorgen voor een bijzondere sfeer. Het bezoek kan gecombineerd worden met de bezichtiging van het klooster van La Rábida, waar Columbus ooit steun vond voor zijn theorieën. Vogelliefhebbers kunnen ook nog terecht in het beroemde reservaat Coto Doñana.
De reis van Sevilla door de dallaagte van de Guadalquivir naar Córdoba (104 km) gaat door een wisselend landschap met vele schakeringen met olijfbomen, graanvelden en wijngaarden. De stadjes en dorpen waarin witte huizen en gebouwen overwegen ademen een zekere rust. Carmona en Ecija nopen tot een kort verblijf voor een bezichtiging. In Ecija is de restauratie van de oude kerken in volle gang.
Córdoba is van oorsprong een Romeinse stad; de redenaar Seneca werd er geboren (55 v. Chr.). In de Moorse tijd was het de zetel van de Omaijaden. Van 756 tot 929 was het een emiraat, daarna tot 1081 een kalifaat. De stad was lange tijd de grootste stad van Europa en een centrum van Arabische cultuur en wetenschap. In het begin van de 11de eeuw, onder de laatste Omaijaden, werd de stad en de omgeving al grotendeels verwoest door opstandige Berberse soldaten Na de verovering door de Spanjaarden in 1236 raakte de stad ernstig in verval
Een bezoek waard zijn de monumenten van de Joodse, Christelijke en Islamitische cultuur: de Joodse wijk met synagoge, de kathedraal en de moskee. Ze zijn dicht bij elkaar gelegen in de oude Joodse wijk: de wandeling daar is een waar genot. Met de bouw van de moskee, de Mezquita Aljama, werd in 785 begonnen op de plaats waar eerder een Christelijke kerk stond. Het fraaiste deel ontstond echter door een uitbreiding aan het einde van de 10de eeuw onder kalief Al-Hakam II, Voorts zijn er vele andere bezienswaardigheden zoals o.a. het museum van schone kunsten, het museum van stierenvechters, etc.
In de omgeving kan men Las Ermitas, 13 kluizenaarscellen hoog in het bergland van de Sierra Morena, en de opgravingen van de paleisstad Medina Azahara (op 15 km afstand van Córdoba gelegen) bezoeken. De bouw van Medina werd begonnen door Abd-el-Rahman III in het jaar 936. In 1013 echter werd de stad al weer verwoest door opstandige Berbertroepen. De huidige restauratie wordt door Marokkaanse handwerkslieden gedaan, omdat de ambachtslieden voor de oude bouwkunde in Spanje niet meer te vinden zijn.
De landschappelijk zeer mooie reis van Córdoba naar Granada (170 km) gaat stroomopwaarts door het dal van de Guadajoz, waarin tarweakkers en olijfgaarden, en de hoogste bergen van de provincie Córdoba. Onderweg is Priego de Córdoba de moeite van het uitstappen waard. Het ligt hoog op een falaise van de Tiñosa en van het ¨balkon¨ van de middeleeuwse wijk Barrio de la Villa is de omgeving in een wijds uitzicht te bewonderen. De wijk heeft een groot aantal barokkerken, grotendeels te danken aan de rijkdom van de zijdewevers in de 18de eeuw, die de stad de bijnaam ¨Hoofdstad van de Cordobaanse Barok¨ gaven. Jammer genoeg zijn de kerken niet altijd open voor bezichtiging. Voor een lunchpauze is het eveneens op een heuvel gelegen Alcalá la Real, met zijn kasteel en het Palacio Abacial en KarelV-fontein aan de Plaza Mayor, aantrekkelijk
De verplaatsing van Córdoba naar Granada kan ook via Jaen, (104 km) en vervolgens over Baeza (50 km)en Ubeda (20 km) door gebieden met veel olijf- en boomgaarden. Vandaar naar Granada is 100 km. Alle drie plaatsen hebben het voordeel dat ze niet door toeristen overlopen worden. Van Jaen (72000 inw.) is de bovenstad met het Castillo de Santa Catalina het interessantst. In de benedenstad kunnen de Renaissance kathedraal en de Arabische baden bezocht worden.
Baeza (13000 inw.) beleefde een grote bloei nadat het in 1226 op de Moren veroverd was. Het Palacio de Jabalquinto is nog net gotisch, de overige gebouwen in het centrum vertonen trekken van de Renaissance, Barok en Plateresco.
In Ubeda (33000 inw.) overweegt de Renaissance; de grootste architecten van Spanje van die tijd, zoals Diego de Siloé, waren er actief. De voornaamste bezienswaardigheden liggen rondom de Plaza de Vasques de Molina in de oude stad. Deze is mooi in tact gebleven doordat de modernere stadsontwikkeling elders heeft plaats gevonden.
Granada (280.000 inw.), de hoofdstad van de dynastie van de Nazriden (1246 - 1492), is gebouwd op drie heuvels aan de voet van de Sierra Nevada. De stad groeide in betekenis vanaf de 11de eeuw en is uitzonderlijk rijk aan Moorse monumenten waarvan natuurlijk het belangrijkste het door de laatste Nazriden gebouwde Alhambra (het "rode kasteel") is, met zijn vele zalen en binnenhoven, waaronder de Leeuwenhof.
Het hoogtepunt van de bouwkunst was het rijk van de Nazriden, maar ook de gotiek, de barok en het classicisme van de 17de eeuw verrijkte de stad. De kathedraal (1523) met de koninklijke kapel wordt wel de laatste gotische kathedraal van Spanje genoemd, maar de renaissance en barok hebben de bouw zichtbaar beïnvloed. De moeite waard zijn ook de Renaissance Cartuja -het voormalig Karthuizerklooster- waar de merkwaardige schilderijen van de monnik Juan Sánchez Cotán de meest opvallende objecten zijn. Ze behandelen episodes uit de geschiedenis van de orde. Het interieur is deels barok die in het koor doorschiet naar de rijk geornamenteerde churiqueresco. Zeer ineteressant zijn het dicht bij elkaar liggende barokke hospitaal van Johannes de Deo (1737), en het 16de -eeuwse Renaissance klooster van Jeronimo. Ook is het een genoegen te wandelen over de pleinen en straatjes in Albaicín, de oude Moorse wijk, met zijn ¨carmens¨ (huis met ommuurde tuin) en in Sacramonte, de Zigeunerwijk. De wijk wordt steeds meer door toeristen ontdekt en verliest daardoor enigszins aan karakter.
Vanuit Granada kan een landschappelijk zeer aantrekkelijke tocht gemaakt worden naar Guadix (60 km). De route gaat door een woest semi-aride landschap gevormd door ongebreidelde erosie. In Guadix moeten de grotwoningen bezocht worden, bereidwillig opengesteld door de bewoners. Weliswaar rekent men erop daarvoor een aardige beloning te verwerven, maar het blijft desondanks charmant.
De afdaling naar de Costa del Sol (Zonnekust) gaat door het bergland zuidwaarts. Het eerste traject leidt naar de pas met de smachtende naam Suspiro del Moro (Zucht van de Moor). Het verhaal gaat dat de laatste Moorse koning in 1492 de stad op een ezel gezeten verliet en op de pas zich nog één keer met betraande ogen omwendde, dacht aan de mooie tijden van weleer met zijn haremdames in de Leeuwenhof, en een diepe zucht slaakte. Gedurende dit deel van de tocht is er nog zicht op de Sierra Nevada. Later gaat het langs de kust westwaarts via Nerja, "het Balkon van Europa", en Málaga. Ook dan valt er veel te genieten van de prachtige panorama's. Vier kilometer buiten het stadje Nerja ligt bij Maro een karstgrot met grootse natuurlijke hallen, met tussenpozen bewoond vanaf de Oude Steentijd en nu jaarlijks het toneel van een balletfestival. Deze grot kan bezocht worden.
Een aanlokkelijk dorp in de buurt van Nerja is Frigiliana, 5 kilometer landinwaarts. Het dorp won ooit een schoonheidswedstrijd voor dorpen, vooral door zijn tegeltableaus die het lijden van de Moorse bevolking onder de Reconquista verbeelden, verluchtigd door pseudo Oud-Spaanse teksten.
In Málaga kunnen het Alcazaba (de Moorse vesting met kasteel) en de kathedraal bezocht worden. Na een tocht door Andalusië trekken deze objecten misschien minder dan het Museum voor Schone Kunsten, dat zich recent in werken van Picasso, in 1881 te Málaga geboren, gespecialiseerd heeft.
Opmerkingen
1. Indien de aanbevolen bezoeken aan de kleinere steden intensief benut worden zal bovenstaande reis zeker drie vier dagen langer duren.
2. Het is zeer interessant de reis te maken in de Goede Week (Semana Santa), wanneer er veel processies zijn, of gedurende het feest van het Meikruis (Cruz de Mayo) als er veel bloemversieringen zijn te bewonderen. Tijdens de Semana Santa is het zeer druk; de hotels en restaurants zijn vol en veel duurder dan in andere periodes.